zaterdag 26 juli 2008

DE BOEKENBOOM

Er groeit een boekenboom in ons huis. Zijn vruchten vullen steeds meer rekken, tafels en kasten. Uit ons vorig huis is hij mee verhuisd. Hij wil over zijn vruchten waken.

Rekken staan vol met boeken die stof verzamelen. Als ik ze gelezen heb neem ik ze nog zelden vast. Ik heb ze niet allemaal gelezen. Als je een boek hebt, heb je de inhoud. Met een doe het zelf boek in de kast kan ik alles in huis herstellen. De rug van de wijnencyclopedie is ongeschonden, maar alle wijnen heb ik geroken en geproefd.

De boekenboom adopteerde ook boeken van mijn ouders. Die boekjes hebben een crèmekleurige leren rug en een rookgeur tussen de bladzijden. Zijn ze gered uit het in 1932 brandend kasteel? Werden ze bij een haardvuur gelezen? Er is een Romeinse geschiedenis (uitgave 1814) en een jachtencyclopedie in vier delen (uitgave 1839). Twee delen spreken van jacht met stilstaande honden, een deel van jacht met lopende honden en een deel van jacht met netten. Volgens de ondertitel is dat laatste voor dames.
Mijn vader was een jager. Die boekjes heeft hij niet gelezen. Het bezit ervan was voldoende.

Boeken staan dubbel in de rij. De verborgen ruggen maken het zoeken moeilijk. Ik wil afscheid nemen van boeken, maar zij belanden terug in het rek.

Laat boeken een tweede leven krijgen. Als je de boeken weggeeft die je het liefst hebt, blijf je met rest zitten. Dat maakt het afscheid makkelijker.

Engelse romans kon ik aan een vriendin kwijt en twee dozen boeken heb ik meegegeven aan de SPIT-vrachtwagen, die tweedehandse meubels kwam leveren in onze straat.

Nu kijk ik iedere morgen naar één (bijna) lege plank van het boekenrek in onze slaapkamer. Hilde heeft er hoeden op gelegd. De boekenboom kan er zijn vruchten niet meer kwijt.

vrijdag 11 juli 2008

JAN FABRE IN HET LOUVRE

Jan Fabre heeft op het Ladeuzeplein te Leuven een gespietste vlieg. Ik vind het fascinerend. Een vrouw vond het te mannelijk voor de “Sedes Sapientiae”. Over kleuren en geuren, vliegen, spinnen en kakkerlakken, valt niet te redetwisten.

Tot 7 juli 2008 was Fabre als “Engel van de metamorfose” in het Louvre.

In verwondering slenter ik door de zalen tussen Fabre en de middeleeuwse meesters, tussen de portretten van mensen die er niet meer zijn.

Van te kijken in een microscoop krijgt hij het spek aan zijn been, waar het Louvre hesp (“jambon”) van maakt.

Als een gisant ligt Fabre tussen de “oude meesters”. Al wat blinkt is geen goud, maar duimspijkers.

Kevers blinken groen, bruin en rood op een hesp. De hesp lijkt te krioelen. Weet dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren.

Een mestkever rolt een bol van kevers. Drie filosofen rollen een bol mest op een video.

De mens is insect geworden. Hij heeft een extern skelet van beenderschijfjes op kiekendraad. Niets is wat het is.

Het gouden lam (kalf) kijkt naar zichzelf, gestorven. Beiden dragen een puntmuts. Niets is wat het lijkt.

Uilenmaskers kijken je doordringend aan.

Rond de trappen schijten met blauwe bik gekleurde muranoglasduiven muranoglas. Pas op voor de scherven!

Als afscheid kronkelt Fabre levensgroot als worm tussen tientallen grafstenen. De namen van insecten zijn er in gebeiteld, voor eeuwig, tot de volgende kunstenaar het Louvre mag bezetten.

donderdag 10 juli 2008

SLAKKEN HEBBEN DE VRT BEREIKT

Bij het begin van de lente vergeleek ik mij als tuinier met God. De tuinier als schepper. Hij zaait, kijkt, ziet groeien, oogst en deelt groenten uit. “Een tuinier doet Gods werk teniet” zei een vriendin “Wat spontaan groeit noemt de tuinier onkruid. Ook de tuinier is uit het aards paradijs verdreven. Sinds de verleiding door Eva en de appel werkt de mens in het zweet des aanschijns en ruikt de wereld minder fris.” Ik hou van vrouwenrelativerende vrouwen.

Geselende regenbuien maakten mijn groentetuin onbewerkbaar tot april. De laatste zakjes diepvriesgroenten van de vorige oogst ontdooiden als sneeuw in de zon. Toch was er hoop. Tuinkers groeide snel en gaf een pittige smaak bij de sla. Radijsknollen bleven klein, maar het blad gaf een soep met zachte notensmaak. Spontaan uitgezaaide sla verhuisde naar een bedje en kropte wellustig.

Dan sloeg een van de zeven plagen toe, geen sprinkhanen, maar een ander onvermoeibare veelvraat.

Escar’go korrels helpen niet. Ik zaai, maar zie niets groeien. Vijf keren heb ik sla gezaaid. Kolenplantjes worden een geraamte van nerven. Boontjes verdwijnen de grond in. Peterselie en postelein zijn een vrome wens. God heeft mij gehoord en mijn hoogmoed gestraft.

Het VRT-nieuws meldde een wonderbaarlijke slakkenvangst, een goddelijke gift, geurig met peterselie, knoflook en echte boter. Ik kan er niet mee lachen. De slakken hebben mijn peterselie opgegeten.